VVD presenteert ‘Sterker uit de storm’: grote beloften, weinig cijfers 16 sep 2025

VVD presenteert ‘Sterker uit de storm’: grote beloften, weinig cijfers

Een dik plan zonder prijskaartje

Een verkiezingsprogramma van 81 pagina’s, vol scherpe keuzes, maar nog zonder prijskaartje. Daarmee zet de VVD deze zomer de toon. De partij presenteert ‘Sterker uit de storm’ als routekaart naar meer economische kracht, meer defensie en minder regels. Het plan is breed: van belastingverlagingen voor ondernemers tot het schrappen van onderdelen uit het basispakket zorg, van extra kernenergie tot het openen van Lelystad Airport. En dat allemaal terwijl concrete bedragen en dekking nog ontbreken. De financiële doorrekening zou later volgen bij het Centraal Planbureau.

De timing is opvallend: als eerste een ontwerp-programma in de zomer publiceren is een klassiek signaal van zelfvertrouwen. De partij wil het debat framen rond ondernemerschap, veiligheid en ‘realistisch’ klimaatbeleid. Wie het plan leest, ziet tegelijk dat achter die slogans stevige beleidskeuzes schuilgaan. De inzet: de overheid kleiner, de markt meer ruimte, en de rekening strakker bij burgers die kunnen werken, bedrijven die willen investeren en sectoren die internationaal concurreren.

Die koers past bij het herkenbare liberale profiel: lasten omlaag voor werk en ondernemerschap, een duw richting eigen verantwoordelijkheid in zorg en sociale zekerheid, en een hardere lijn op openbare orde. Tegelijk schuurt het op terreinen waar de samenleving al onder spanning staat: woningnood, betaalbaarheid van zorg, het stikstof- en klimaatdossier, en de luchtvaart die tegen grenzen van geluid en uitstoot aanloopt.

Wat staat er in – en wat betekent het?

Het economisch hoofdstuk is de motor. De partij wil de ‘regeldruk’ voor ondernemers terugdringen en de concurrentiekracht opvijzelen. Een kernmaatregel: kleine werkgevers zouden niet langer twee jaar loon bij ziekte hoeven doorbetalen. Nu is die plicht een stevige kosten- en risico­post, zeker voor het mkb. Het terugbrengen naar één jaar verlaagt de drempel om personeel in dienst te nemen. Maar het schuift de vraag meteen door: wie vangt jaar twee op – publieke fondsen, verzekeraars, of werknemers zelf? Het programma geeft daar nog geen sluitende invulling voor.

Belastingplannen voor werkenden en bedrijven krijgen veel ruimte, maar blijven op hoofdlijnen. Het gaat om lagere lasten, minder uitzonderingen en eenvoudiger regels. Dat klinkt aantrekkelijk, maar zonder bedragen is onduidelijk wat het betekent voor de begroting, en voor groepen die nu profiteren van specifieke regelingen. Worden ondernemingsfaciliteiten versimpeld of juist uitgebreid? En hoe verhoudt zich dat tot Europese afspraken over staatssteun en fiscale transparantie?

Op wonen kiest de partij duidelijk partij voor eigenaarschap. De hypotheekrenteaftrek blijft behouden. Het argument: wie werkt en spaart moet kunnen opbouwen. Tegelijk wil de partij de Wet betaalbare huur – die middenhuur strenger wil reguleren – van tafel vegen. Dat zet de toon: meer marktwerking in de huursector, meer prikkels om te bouwen en te investeren. Tegenstanders zullen wijzen op risico’s voor betaalbaarheid en schaarste, vooral in steden waar de wachttijden torenhoog zijn. Voorstanders zullen zeggen: zonder rendement bouwen beleggers niet, en zonder nieuwbouw blijven huurprijzen vanzelf stijgen.

In de zorg kiest het programma voor versobering aan de poort: een kleiner basispakket en hogere eigen betalingen. Het gewenste effect: premies en collectieve uitgaven beteugelen, zorgvraag sturen en het systeem ‘houdbaar’ maken. Maar hier wringt het direct met de praktijk. Als mensen zorg uitstellen door hogere kosten, kan dat later duurdere en zwaardere zorg opleveren. Zorgverzekeraars en huisartsen waarschuwen al langer voor die perverse prikkel. Zonder details over wat precies uit het pakket gaat en welke groepen worden ontzien, blijft dit een risicovolle belofte.

Op klimaat en energie zet de partij een ‘realistische’ bril op. Geen gedwongen verhuizing van zware industrie, geen jacht op ‘papieren doelen’, wel het uitvoeren van bestaande plannen. Daarbij komen kerncentrales terug als stevige pijler, naast wind en zon. Ook wil de partij meer gaswinning in de Noordzee en minder afhankelijkheid van landen als Rusland. Dat schuift de focus naar leveringszekerheid en strategische autonomie. De spanning met Europese klimaatdoelen blijft: Nederland is juridisch gebonden aan reductiepaden. Het verschil zit in de weg ernaartoe: vergunningen sneller, infrastructuur bouwen, innovatie laten schalen – en minder symboliek.

De luchtvaart is de testcase van die lijn. Schiphol mag groeien, Lelystad moet open. Voor het bedrijfsleven en de regio’s klinkt dat logisch: bereikbaarheid, banen, internationale verbindingen. Voor omwonenden en klimaatactivisten is het een rode lap: geluidsoverlast, stikstof, CO2. Jaren van gebroken beloftes en juridische procedures hebben de geloofwaardigheid in dit dossier uitgehold. Als het kabinet deze koers omarmt, zijn scherpe afspraken over geluidsplafonds, schonere vliegtuigen en nachtvluchten onvermijdelijk – en juridisch kwetsbaar.

Op openbare orde trekt de partij de teugels strak. Het blokkeren van snelwegen wordt een strafbaar feit. Dat richt zich zichtbaar op actievormen zoals de A12-protesten. De vraag is vooral: verandert dit de uitkomst? Politiek en justitie hebben al instrumenten om gevaarlijke blokkades te stoppen. Een zwaardere strafdreiging vergroot de afschrikking, maar kan demonstraties ook verharden. Voor burgemeesters en politie blijft de kern hetzelfde: proportionaliteit, veiligheid en de ruimte om te demonstreren.

Defensie krijgt structureel meer. Zonder getal is de richting wel duidelijk: munitievoorraden op peil, meer inzetbare eenheden, betere IT en luchtverdediging, en nauwe samenwerking met bondgenoten. De oorlog in Oekraïne, hybride dreigingen en de versnelde wapenwedloop in Europa maken investeren minder optioneel en meer noodzakelijk. De hamvraag is hoe dit wordt betaald naast belastingverlagingen en hogere uitgaven aan energie-infrastructuur.

Onder de streep draait het programma om een verschuiving: minder collectieve arrangementen, meer individuele en bedrijfsruimte; een actieve staat op veiligheid en energie-infrastructuur, en een terugtredende staat in zorg en sociale zekerheid. Dat is coherent, maar dwingt tot keuzes wie wat betaalt – en wanneer.

Wat ontbreekt, zijn de cijfers. De partij verwijst naar de gebruikelijke route: eerst politiek, dan rekenen. Het CPB zal dan saldo, groei-effecten, koopkrachtplaatjes en verdeling in kaart brengen. Tot die tijd is het gissen naar waar de knelpunten zitten. Ervaren rekenaars weten: de combinatie van lagere belastingen, hogere defensie en investeringen in energie vraagt forse dekking. Zonder hogere economische groei of extra inkomsten schuift de balans al snel naar bezuinigingen op uitkeringen, toeslagen en zorg, of naar uitstel van ambities.

De verdelingsvraag komt dan op tafel. Wie wint en wie verliest? Werkenden met een koopwoning profiteren waarschijnlijk van lagere lasten en stabiele aflosvoorwaarden. Huurders voelen de pijn bij minder regulering en traag oplopende nieuwbouw. Patiënten met chronische zorgvragen ondervinden sneller eigen betalingen. Mkb’ers krijgen lucht bij ziekteverzuim, maar moeten afwachten hoe het tweede ziektejaar wordt geregeld. Grote energie-intensieve bedrijven krijgen tijd om te vergroenen, zolang vergunningen en infrastructuur meekomen.

En dan is er de coalitievraag. Met wie is dit pakket uitvoerbaar? Partijen die inzetten op groei van de luchtvaart, strenger demonstratierecht en kernenergie liggen dichterbij. Partijen die de zorg willen uitbreiden, huren willen reguleren en de luchtvaart willen krimpen, staan tegenover. Dat maakt sommige onderdelen onderhandelingsmateriaal. Schiphol en Lelystad zijn ruilmiddelen, net als de hypotheekrenteaftrek en de omvang van het zorgpakket. In formatiegesprekken worden zulke punten vaak de prijs voor stabiliteit.

De juridische werkelijkheid is een andere hindernis. Veel klimaat- en stikstofmaatregelen zijn verankerd in Europese en nationale wetgeving. Projecten stranden al snel bij de rechter als onderbouwing of monitoring zwak is. Ook in de zorg en op de arbeidsmarkt zijn wetten en cao’s niet van de ene op de andere dag om te vormen. Wie het tweede ziektejaar wil weghalen, botst met bestaande wetgeving en verzekeringspraktijk. Voor Lelystad en Schiphol spelen milieuvergunningen, geluidsnormen en internationale slotregels. Ambitie kost tijd – en procedurele discipline.

Het plan wil tegelijk vaart maken met energie-onafhankelijkheid. Kerncentrales bouwen kost jaren: van locatiekeuze en vergunningen tot aanbesteding en financiering. Dat vergt een stabiel politiek kompas over meerdere kabinetten heen. Voor de tussenperiode is de vraag hoe we pieken opvangen: gasimporten, extra Noordzeeproductie, opslag, netverzwaring. Netcongestie is nu al een rem op industrie en woningbouw. Het programma legt daar weinig concrete getallen naast, maar de richting – infrastructuur bouwen – is helder.

Op de arbeidsmarkt schuurt nog iets anders: krapte. Minder loondoorbetaling kan aannamebereidheid vergroten, maar lost het tekort aan technici, docenten en zorgmedewerkers niet op. Opleiden, migratie en productiviteitsgroei zijn de hefbomen. Het programma benadrukt de eerste en laatste, en wil migratie strakker sturen. De uitwerking bepaalt of sectoren die nu al piepen, ademruimte krijgen of niet.

Een terugkerend patroon in het document: daadkracht boven detail. Dat maakt het politiek scherp, maar bestuurlijk kwetsbaar. De echte test volgt in de doorrekening en later bij de uitvoering. Dan blijkt of de rekensom van lagere lasten, hogere defensie en ‘realistisch’ klimaatbeleid niet eindigt in gaten die met latere bezuinigingen worden gevuld. Of in trage uitvoering, omdat vergunningen, personeel en materialen de bottleneck zijn.

Voor kiezers is de inzet helder: kiest Nederland voor meer marktruimte, hardere randen op wet en orde, en de belofte van groei door investeringen in defensie en energie – met risico op minder collectieve zekerheden? Of schuift het land naar een model met meer sturing op wonen en zorg, en strakkere afbouw van de luchtvaart? Die keuze kleurt de komende jaren het dagelijks leven: van de zorgrekening en de huur tot de vlucht op Schiphol en de baan bij een maakbedrijf.

‘Sterker uit de storm’ is in die zin meer dan een slogan. Het is een vraag aan de samenleving: welke storm wil je trotseren, en met welk schip? Met dit programma kiest de partij voor een stevige romp en minder ballast, en hoopt dan sneller te varen. Of het schip zo ook de ondieptes en de tegenwind aankan, bewijst pas de praktijk – en de volgende begrotingstabellen.