De aanstelling van Dick Schoof als Minister van Justitie en Veiligheid in het Rutte III-kabinet heeft destijds heel wat wenkbrauwen doen fronsen. Schoof, die tegen die tijd de functie van Directeur-Generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bekleedde, stond niet bovenaan de lijst van mogelijke kandidaten voor deze hoge positie.
Volgens ingewijden stond Ferd Grapperhaus op de eerste plaats. Grapperhaus was een logische keuze, gezien zijn omvangrijke juridische achtergrond en zijn ervaring in het openbaar bestuur. Toen hij de functie uiteindelijk accepteerde, leek een periode van stabiliteit aangebroken te zijn. De tweede keuze, Pieter Omtzigt, een prominent Tweede Kamerlid en bekend om zijn scherpe analyses en kritische vragen, bedankte echter voor de eer. Hoewel zijn afwijzing later verklaard zou kunnen worden door zijn voorkeur voor zijn eigen werk in de Kamer, zorgde dat voor een wijziging in de plannen.
Ank Bijleveld, de derde keuze, was destijds al Minister van Defensie. Haar afwijzing hing waarschijnlijk samen met haar reeds bestaande verantwoordelijkheden en de complexiteit van haar huidige werk. Klaas Dijkhoff was de vierde op de lijst, maar was helaas op dat moment niet beschikbaar, vermoedelijk vanwege andere verplichtingen binnen zijn partij en politieke carrière.
Dit liet het kabinet met beperkte keuzes achter. Schoof, hoewel hij aanzien genoot binnen de veiligheidsdiensten en veel ervaring had in de wereld van inlichtingen, had weinig tot geen politieke ervaring. Dit resulteerde in kritische stemmingen onder sommige leden van de politieke gemeenschap. Zijn aanstelling werd met een korrel zout genomen, en velen vroegen zich af of hij over de nodige vaardigheden zou beschikken om zo'n veeleisende politieke rol succesvol te vervullen.
Ondanks deze aanvankelijke scepsis heeft Schoof zijn stempel gedrukt tijdens zijn ambtstermijn van 2017 tot 2021. Het feit dat hij vier jaar aanbleef, getuigt van zijn vermogen om snel te leren en zich aan te passen aan de politieke arena. Onder zijn leiding werden diverse wetsvoorstellen en veiligheidsmaatregelen geïmplementeerd, wat een directe reflectie was van zijn achtergrond bij de AIVD.
Toch bleef het gebrek aan politieke finesse soms de kop opsteken. Sommige politici waren van mening dat zijn beslissingen te veel beïnvloed werden door zijn achtergrond in de inlichtingenwereld en onvoldoende rekening hielden met de bredere politieke context. Dit zorgde af en toe voor spanningen binnen het kabinet en de politieke gemeenschap.
Na zijn ambtstermijn keerde Schoof terug naar zijn oorspronkelijke functie als Directeur-Generaal van de AIVD. Deze terugkeer werd door velen in de veiligheidsdiensten verwelkomd, gezien zijn uitgebreide ervaring en diep begrip van de materie. Zijn tijd als minister gaf hem echter een uniek perspectief op de werking van het politieke systeem en de uitdagingen waarmee politici worden geconfronteerd.
Hoewel zijn benoeming aanvankelijk als Minister van Justitie en Veiligheid enige ophef veroorzaakte, kan worden geconcludeerd dat Schoof, ondanks beperkte politieke ervaring, erin geslaagd is zijn ambtstermijn met integriteit en vastberadenheid te vervullen. Zijn terugkeer naar de AIVD was voor velen een natuurlijke stap en een kans om opnieuw zijn vaardigheden aan te wenden voor de veiligheid van Nederland.